AFSCHEIDING 1834 ULRUM - Alles van het Marnegebied

Ga naar de inhoud
In  het dorp Ulrum (Marnegebied) provincie Groningen woonden rond 1830 ongeveer 950 mensen. De burgerlijke gemeente Ulrum telde toen ruim 2500  inwoners. In die samenleving hadden de grote boeren in de periode 1780-1820 hun positie flink weten te versterken. Dit was ten koste gegaan van de landadel, zoals de Heer van de borg Asinga in Ulrum. Er was in die tijd ook een sociale verwijdering ontstaan tussen de boer en zijn arbeiders. Dit uitte zich ondermeer daarin dat de inwonende arbeiders niet meer, zoals  vroeger, deelnamen aan het gezinsleven van de boer, maar men gebruikte –  bijvoorbeeld - de maaltijden apart.

Rond 1820 kwam er (voor een  lange periode) een eind aan de bloei in de landbouw: de graanprijzen kelderden, ziektes heersten er onder het vee en onder de mensen, overstromingen teisterden in 1825 het noorden, de jaren die volgden waren zeer nat – veel boeren konden het niet meer bolwerken op hun bedrijf. Die neergang had ook neerslag op het inkomen van de arbeider, de ambachtsman en de winkelier. Tekenend is, dat in die tijd het kerkhof en het armenhuis vergroot moesten worden in Ulrum.

Aan het begin van de 19de eeuw kwam er in de Nederduits Gereformeerde Kerk, dé protestantse kerk van Nederland in die tijd, steeds meer invloed van stromingen die een vrije interpretatie van de bijbel voorstonden. Tevens probeerde de regering greep op de kerk te krijgen. Onder me werd er een reglement aan de kerk opgelegd, dat de Dordtse Kerkorde verving, die de kerken sinds 1618 hanteerden. Dit was het begin van de  Nederlandse Hervormde Kerk.

Deze ontwikkeling leverde protest op door het hele land dat tot uitbarsting kwam in 1834.
In het betreffende jaar scheidden een aantal kerken zich af van de Nederlandse Hervormde Kerk. De beweging ontstond in het Groningse Ulrum, waar onder leiding van dominee Hendrik de Cock een grote groep mensen uit de kerk stapte. De hervormde kerk had ds. De Cock geschorst omdat hij openlijk en fel kritiek had op de praktijk van het kerkelijk leven en de - zijns inziens  - verwatering van de Bijbelse leer. De gemeente van ds. De Cock was het niet met deze schorsing eens. Omdat de vele protesten geen effect hadden, scheidde men zich af van de Nederlandse Hervormde Kerk.

De Afscheiding van 1834 is de aanduiding van een kerkelijke beweging in het Nederland van de 19e eeuw, die uiteindelijk heeft geleid tot zelfstandige gereformeerde kerken naast de Nederlands Hervormde kerk. De Afscheiding van 1834, hoewel klein begonnen, heeft grote invloed gehad op de vorming van de moderne Nederlandse samenleving.

De afscheiding
De geschiedenis van de Christelijke Gereformeerde Kerk begint bij de afscheiding die in 1834 plaatsvond in Ulrum. De naam van de toenmalige  predikant van Ulrum, Hendrik de Cock, is onafscheidelijk aan de Afscheiding verbonden. De christelijk gereformeerden zijn de rechtstreekse voortzetting van de kerk der Afscheiding, die in 1834 naast de bestaande Hervormde Kerk kwam te staan. Ds. Hendrik de Cock stond in zijn derde Groningse gemeente toen hij zich in Ulrum afscheidde van de Hervormde Kerk. Het contact met enkele gemeenteleden en het lezen van Calvijns Institutie is van beslissende betekenis geweest voor de verandering van ds. De Cock. Hij ging inzien hoever de kerk van de oude gereformeerde leer afgeweken was.

Hij ging waarschuwen tegen de toestanden in de kerk. Hij weigerde in het vervolg attesten af te geven van hen die de gereformeerde leer niet onderschreven, en hij doopte kinderen uit andere gemeenten. Het kwam zover dat De Cock geschorst werd door het classicaal bestuur van Middelstum. Hij ging in beroep bij het provinciaal kerkbestuur, en daardoor werd De Cock op 1 april 1834 voor twee jaar geschorst, met verlies van traktement.

Dominee De Cock was niet de enige die de gereformeerde prediking voorstond, ook ds. H.P. Scholte, predikant in Doeveren. Omdat het oudste dochtertje van De Cock net was overleden, kwam ds. Scholte op bezoek. De kerkenraad van Ulrum verzocht toen ds. Scholte om daar vrijdagsavonds te preken; hun eigen predikant was immers geschorst. De

daarop volgende zondag zou de consulent, een modern predikant, voorgaan in de dienst en nu werd hem gevraagd om die morgenbeurt aan ds. Scholte  af te staan. Dit werd geweigerd en ds. Scholte zat die morgen onder het gehoor van de consulent. Het verzoek om dan ds. Scholte in de middag te laten voorgaan werd ook geweigerd. Meteen na de morgendienst werd de kerk door de politie gesloten. Toch is ‘s middags ds. Scholte opgetreden: op een stuk land achter de pastorie werd een boerenwagen neergezet, waarop ds. Scholte deze beklom  en preekte.

De maandag daarop riep ds. De Cock de kerkenraad bij elkaar en deelde mee dat hij zou breken met het Hervormde Kerkgenootschap. Op een vergadering van kerkenraad en gemeente werd op dinsdag 14 oktober 1834 de door ds. De Cock opgestelde ‘Acte van Afscheiding of Wederkeer’ getekend en daarmee was de Afscheiding een feit. Ook ds. Scholte scheidde zich met Doeveren af.
Op verzoek van de synode greep de regering in. Ds. De Cock werd op 28 november 1834 voor 3 maanden gevangen gezet in de gevangenis van Groningen.

ds. De Cock in conflict
Het feit dat De Cock kinderen uit naburige dorpen doopte en dat hij in scherpgestelde brochures de opvattingen van de heersende kerk en met name ook van enige collega-predikanten bestreed, zette kwaad bloed.
Zo had hij bijvoorbeeld in een geschrift enige collegas betiteld als "wolven die de schaapskooi van Christus aantasten".
Er ontbrandde een kerkrechterlijke strijd, die er in eerste instantie toe leidde dat De Cock door de classis werd geschorst in zijn bediening. Vervolgens werd  hij in mei 1834 afgezet door de provinciale kerkvergadering, uiteindelijk op grond van een geschrift waarin hij zich had gekeerd tegen de in 1807 ingevoerde Evangelische Gezangen. Schorsing en afzetting hadden in Ulrum geleid tot veel onrust. De aanhang van De Cock  was verontwaardigd. Tot die aanhang behoorde de gehele kerkenraad; die stuurde protestbrieven aan kerkelijke en wereldlijke besturen. Het gewone volk protesteerde door middel van oproerig gedrag.

Andere ‘vaders van de Afscheiding’ waren, naast ds. H. de Cock en ds. H.P.  Scholte: ds. G.F. Gezelle Meerburg te Almkerk, ds. S. van Velzen te Drogeham, ds. A. Brummelkamp te Hattem en kand. A.C. van Raalte.
In 1842  is Hendrik de Cock op 41-jarige leeftijd overleden.
Bron: diverse publicaties
Ds. de Cock met bewoners Ulrum en soldaten 1834
Copyright 2003 ◄ MARNEGEBIED ► All Rights Reserved
© 2003 - 2024 Created by BenesWebDesign
Terug naar de inhoud