ULRUM STROOPAPIERFABRIEK CERES - Alles van het Marnegebied

Ga naar de inhoud
De  hier aanwezige landbouw was een reden dat deze omgeving geschikt was om een aantal hiermee verband houdende industrieën te stichten. Zo kregen de twee boeren, L. H. Dijkhuis uit Ulrum (tevens voormalig burgemeester) en G. Zijlma uit Houwerzijl (tevens oud Kamerlid) in 1873 vergunning om in Ulrum op het voormalige borgterrein Asinga aan de Trekweg in Ulrum een stroo-papierfabriek te bouwen. Op deze plaats stond eerst het bedrijf van de familie Lindemuller.
In deze fabriek stonden twee papiermachines die werden aangedreven door een stoommachine.

Bij de fabriek kwam een schoorsteen te staan die tien meter hoog werd. Het benodigde water werd betrokken uit het Hunsingokanaal dat van Ulrum naar Zoutkamp loopt. Het afvalwater werd in een sloot geloosd bij de fabriek die weer rechtstreeks in verbinding stond met het Hunsingokanaal.
In 1891 schatte het gemeentebestuur dat er ongeveer 480 m3 afvalwater per dag in deze sloot werd geloosd. De hoeveelheid afvalwater was moeilijk te schatten omdat die sterk wisselde.
Heel veel afval bleef in de vorm van slib achter in de zo juist genoemde sloot.
Deze sloot fungeerde als een soort bassin en moest dan ook geregeld worden uitgebaggerd.

In 1891 ging het bedrijf in andere handen over. Tussen 1891 en 1898 was de Engelsman John Thorn Leeson directeur van de fabriek. Tot 1908 was Jan Hendrik Hillinga directeur. In 1891 werd vergunning gevraagd en gekregen om de fabriek verder te moderniseren en uit te breiden. Het ketelhuis werd toen vergroot en er kwam een nieuwe stoomketel met een nieuwe papiermachine. Achter het ketelhuis kwam een schoorsteen die 33 meter hoog werd en bovenaan een doorsnee had van 1.20  meter. Voor de fabriek kwam een houten pakhuis en er achter kwamen een bergplaats voor kalk en een smederij.

Nieuwe  uitbreidingen en moderniseringen dienden zich aan.
Zo werd in 1896/1897 het hoofdgebouw met 7 meter verlengd en kwam er een vierde stoomketel. In 1906 werd bij de fabriek nog weer een schoorsteen gebouwd en deze kreeg een hoogte van 40 meter. Het ketelhuis werd ook vergroot waarin drie nieuwe stoomketels kwamen te staan. Deze hadden een lengte van 11 meter en een breedte van 2.20 meter. De ruimten waar de papierbanen  stonden werden verlengd. De vier hollanders (ovaalvormige vaten waarin het stro onder toe voeging van water werd fijngemalen) werden toen in een apart lokaal geplaatst. Bij de fabriek stond ook nog een brandpunt omdat vooral in het haksellokaal geregeld brand uitbrak. Er waren ongeveer 100 mensen werkzaam, in tweeploegendienst. Er kon een productie worden gehaald van ongeveer 100 ton per week.

Ondanks alle aanpassingen en moderniseringen kon dit bedrijf niet voortbestaan. De  fabriek in Ulrum zou vooral last het hebben van het brakke water waardoor het strokarton licht hygroscopisch is en snel gaat schimmelen. Op andere plaatsen (in Hoogkerk en de Pekela's) kwamen nieuwe fabrieken die met minder personeel een veel hogere productie haalden. Sinds 1905 was de NV Stoomcartonfabriek "Ceres" uit Oude Pekela eigenaar van de fabriek en in 1916 werd het geheel op afbraak verkocht. Hiermee kwam in deze omgeving een eind aan het bestaan van deze bedrijfstak.
Schavinga's molen, ijzeren brug en erachter de strokartonfabriek Ceres rond 1910
Een situatietekening van de fabriek uit 1906 staat hieronder vermeld.

1. Haksel lokaal
 2. Bergplaats voor kalk
 3. Olie magazijn
 4. Magazijn voor witpapier
 5. Smederij
 6. Magazijn
 7. Hollander lokaal
 8. Hoofdgebouw
 9. Bergplaats voor kalk
10. Paardenstal
11. Papierbaan
12. Stafkamer
13. Machinekamer
14. Pompenlokaal
15. Dinamo poetskamer
16. Schoorsteen
17. Schoorsteen
18. Brandspuit
19. Papierbaan
20. Ketelhuis
21. Pakhuis voor carton
22. Timmerkamer
23. Wit pakhuis
24. Schaftlokaal
25. Waschlokaal

Copyright 2003 ◄ MARNEGEBIED ► All Rights Reserved
© 2003 - 2024 Created by BenesWebDesign
Terug naar de inhoud