Dorp | Hervormden | Rooms K. | Joden | Memonieten | Lutheranen | Totaal |
Leens | 627 | 69 | 7 | 30 | 733 | |
Wehe | 273 | 37 | 3 | 25 | 338 | |
Zuurdijk | 221 | 1 | - | - | 222 | |
Warfhuizen/Den Hoorn | 402 | 151 | 5 | 9 | 567 | |
Mensingeweer | 144 | 6 | - | 6 | 1 | 157 |
Maarslag | 208 | - | - | 1 | 209 | |
Totalen | 1875 | 264 | 15 | 71 | 1 | 2226 |
In 1810 waren er Hervormde kerken in Leens met ruimte voor 1200 mensen, Wehe met ruimte voor 300 mensen, Zuurdijk met ruimte voor 200 mensen, Warfhuizen met ruimte 400 mensen, Mensingeweer met ruimte voor 250 mensen en Maarslag (de grote van deze kerk wordt niet opgegeven). De kerk in Maarslag was in slechte staat van onderhoud. Den Hoorn viel onder de kerkelijke gemeente van Warfhuizen. In Den Hoorn stond ook een Rooms Katholieke Kerk waarin 500 mensen konden en een Doopsgezinde Kerk (Mennonietenkerk) waarin 120 mensen plaats konden nemen. Deze beide laatste kerken waren ook in een slechte staat van onderhoud. De ouderdom van alle kerken was bij het openbaar gezag niet bekend.
Warenmarkten
In 1811 werd door de maire (burgemeester) opgegeven dat in Leens en Wehe markten werden gehouden. Dit vond in Leens plaats op de middag van de Hemelvaartsdag. In Wehe was dit op de eerste woensdag van iedere maand.
Warenmarkten
In 1811 werd door de maire (burgemeester) opgegeven dat in Leens en Wehe markten werden gehouden. Dit vond in Leens plaats op de middag van de Hemelvaartsdag. In Wehe was dit op de eerste woensdag van iedere maand.
De maand juli vormde hierop een uitzondering want dan was deze markt niet alleen op de woensdag maar was er ook nog op de donderdag en vrijdag markt (dus een jaarmarkt). Op woensdag was het dan paardenmarkt.
Op de warenmarkten in Leens en Wehe werden goud en zilver, tin, hoeden, bontgoed, kant, linnen, messen en scharen, kinderspeelgoed en koek verkocht. Vooral de markt in Wehe was een belangrijke markt en de herbergiers deden dan doorgaans goede zaken.
Olieslagerij
In het zelfde jaar 1810 had R. Cleveringa in Leens een olieslagerij. Hij had twee werklieden in dienst.
Tussen 1806 en 1811 werden jaarlijks 10 lasten (=30 h.l.) koolzaad verwerkt. Aan deze installatie was ook een zaagmolen verbonden. De maire (J. van Julsingha) was van mening dat deze olieslagerij voor modernisering in aanmerking kwam. Als de zaagmolen in bedrijf was kon de olieslagerij niet worden gebruikt en andersom.
Dit was voor een efficiënte bedrijfsvoering een ongewenste situatie.
Schapenwol
In de gemeente liepen in die tijd 3410 schapen die inlandse wol produceerden. Een vacht ongewassen wol woog ongeveer 7 lasten en gewassen 5 1/2 lasten (naar schatting is het in dit geval ongeveer een halve kilo). Voor de schapen werden geen speciale gewassen (wortelen e.d.) verbouwd. In 1806 was de gemiddelde prijs voor ongewassen wol 16 stuivers per 2 lasten en in 1811 was dit 22 stuivers. De schapen werden 's winters niet onderdak gebracht als de landerijen waren bedekt met sneeuw en vorst. Alleen in de tijd dat de lammeren werden geboren.
6 a 7 weken voor de maand mei (dus half maart) kregen de schapen wel onderdak. Het was niet meer gebruikelijk om de schapen schoon te maken maar dagelijks werd in de stallen nieuw stro gebracht.
Schouw (het veer) bij Roodehaan
In 1813 werd opgegeven dat de schouw bij Roodehaan in een keer twee wagens waarvan elk was bespannen met twee paarden. Twaalf paarden met daarop een man, en zestig manschappen kon overzetten. Met het overzetten was ongeveer 15 minuten gemoeid. Bij storm of sterke stroming duurde dit een half uur. De eigenaar van de veerboot had ook nog een ander schip die in een keer acht mensen kon overzetten. Als voor het werk drie a vier mensen beschikbaar waren dan kon de veerboot in twaalf uur 96 vierwielige wagens bespannen met 2 paarden overzetten of 576 paarden (ieder paard moest dan wel door een man worden vastgehouden) of 2000 manschappen. Het is duidelijk dat deze opgave werd gegeven aan de militaire autoriteiten met het oog op het vertrek van het Franse leger.
Olieslagerij
In het zelfde jaar 1810 had R. Cleveringa in Leens een olieslagerij. Hij had twee werklieden in dienst.
Tussen 1806 en 1811 werden jaarlijks 10 lasten (=30 h.l.) koolzaad verwerkt. Aan deze installatie was ook een zaagmolen verbonden. De maire (J. van Julsingha) was van mening dat deze olieslagerij voor modernisering in aanmerking kwam. Als de zaagmolen in bedrijf was kon de olieslagerij niet worden gebruikt en andersom.
Dit was voor een efficiënte bedrijfsvoering een ongewenste situatie.
Schapenwol
In de gemeente liepen in die tijd 3410 schapen die inlandse wol produceerden. Een vacht ongewassen wol woog ongeveer 7 lasten en gewassen 5 1/2 lasten (naar schatting is het in dit geval ongeveer een halve kilo). Voor de schapen werden geen speciale gewassen (wortelen e.d.) verbouwd. In 1806 was de gemiddelde prijs voor ongewassen wol 16 stuivers per 2 lasten en in 1811 was dit 22 stuivers. De schapen werden 's winters niet onderdak gebracht als de landerijen waren bedekt met sneeuw en vorst. Alleen in de tijd dat de lammeren werden geboren.
6 a 7 weken voor de maand mei (dus half maart) kregen de schapen wel onderdak. Het was niet meer gebruikelijk om de schapen schoon te maken maar dagelijks werd in de stallen nieuw stro gebracht.
Schouw (het veer) bij Roodehaan
In 1813 werd opgegeven dat de schouw bij Roodehaan in een keer twee wagens waarvan elk was bespannen met twee paarden. Twaalf paarden met daarop een man, en zestig manschappen kon overzetten. Met het overzetten was ongeveer 15 minuten gemoeid. Bij storm of sterke stroming duurde dit een half uur. De eigenaar van de veerboot had ook nog een ander schip die in een keer acht mensen kon overzetten. Als voor het werk drie a vier mensen beschikbaar waren dan kon de veerboot in twaalf uur 96 vierwielige wagens bespannen met 2 paarden overzetten of 576 paarden (ieder paard moest dan wel door een man worden vastgehouden) of 2000 manschappen. Het is duidelijk dat deze opgave werd gegeven aan de militaire autoriteiten met het oog op het vertrek van het Franse leger.
Oudste inwoners
Op 2 januari 1813 werd een lijst opgemaakt van de tien oudste inwoners van de gemeente.
Opvallend hierbij is dat er geen vrouwen op staan vermeld.
Hieronder volgt de lijst:
Op 2 januari 1813 werd een lijst opgemaakt van de tien oudste inwoners van de gemeente.
Opvallend hierbij is dat er geen vrouwen op staan vermeld.
Hieronder volgt de lijst:
Naam | Voornaam | Ouderdom |
Mulder | Klaas Sywerts | 81 |
Everts | Albert Everts | 81 |
Knol | Klaas Geerts | 80 |
Beukema | Rijke Alberts | 80 |
Dijkhuis | Jan Thomas | 79 |
Ceveringa | Frik | 75 |
Bik | Pieter Jans | 75 |
Beijman | Jan Tammes | 75 |
Dop | Jacob Alberts | 74 |
Bos | Jan Kornelis | 73 |