De aardappel - Alles van het MARNEGEBIED

Zoeken
Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

De aardappel

Historie - 2
Marnegebied - Aardappel


Aardappelplant

De aardappelplant behoort tot de Nachtschade achtigen. Tot die familie behoren ook de tomaat, aubergine, paprika, tabak en rode peper. Ondergronds maakt de aardappelplant wortels en zijstengels. Aan de zijstengels komen de aardappelen. Aardappelen zijn dus eigenlijk verdikte ondergrondse stengeldelen van de aardappelplant. Per plant kunnen twaalf tot vijftien aardappelknollen worden geoogst.

De Aardappel  

De aardappel werd omstreeks 1536 ontdekt door de Spanjaarden in Peru, in het rijk van de Inca's. Zij zagen dat de inwoners van Peru kleine ronde bolletjes aten, die ze onder de grond vandaan haalden. Aardappels dus. De aardappelplant werd meegenomen naar Europa. Maar sommige mensen aten van de besjes van de plant en van de bladeren.
Die zijn giftig. Dus die mensen werden ziek en zeiden: Weg met die plant.
Pas later kregen ze in de gaten dat het om de knollen onder de aarde ging!
Rond het begin van de 17e eeuw komt de aardappel naar Nederland.

Wie arm was, moest vroeger genoegen nemen met roggebrood. Wie rijk was, wilde zich ook in zijn voedsel onderscheiden van de grauwe massa en at tarwebrood. De bevolking stond in den beginne zeer argwanend en wantrouwig tegenover deze nieuwe plant. Het plantgoed was zeer duur en het waren enkel rijke boeren die een veld aardappels konden aanleggen.

Iets later verovert de aardappel definitief zijn plaats als volksvoedsel en verdringt daarmee brood en pap van de eerste plaats. De hoge graanprijzen in de 18de eeuw dwingen de armen om aardappels te gaan eten en langzaam maar zeker dringt dan ook de aardappel door tot aan de eettafels van de middenklasse en van de rijken.

Pas in het begin van de 19e eeuw werd de aardappel populair als volksvoedsel. De maaltijden van de arbeidersgezinnen leken in grote trekken op die van de boeren, maar de -goedkope- aardappel nam hier vanaf het einde van de 18e eeuw een steeds grotere plaats in. Al gauw stond ze drie maal per dag op het menu, ten koste van de bonen, gort en meelgerechten.
Om de aardappels smaak te geven, stond tussen de eters een "dobbelaaier " op tafel, een kommetje met boter of vet waarin de aardappels werden gestipt. Arme mensen moesten het doen met mosterdstip. Veelal werden de aardappels uit een gezamenlijke pot gegeten die midden op tafel stond en waar iedereen dan zijn eigen aardappel uitpakte.

Het belang van de aardappel was dermate groot dat ook in het Marnegebied, in de jaren 1846 en 1847 onlusten uitbraken na het mislukken van de aardappeloogst, en veroorzaakte hierbij verschrikkelijke armoede.

Modern en gezond

Nog steeds is de aardappel bij veel mensen favoriet. Velen hebben de veelzijdigheid van de aardappel ontdekt. Bakken, frituren, pureren, gratineren of grillen; met de aardappel kan dat allemaal!
En dan hebben we het nog niet eens over lekkernijen als frites, chips, rösti of kroketten.
De aardappel past met zijn vele toepassingen uitstekend in het moderne voedingspatroon. Er zijn vele recepten voor bereiding op het fornuis, in de oven, magnetron of voor het maken van salades. Van snelle snack tot culinair hoogstandje.
De pieper past ook zeer zeker in hedendaagse voedingsadviezen als 'wees matig met vet' en 'eet volop zetmeel en vezels'. De aardappelknol bevat namelijk geen vet en is rijk aan zetmeel, voedingsvezel en vitamine C. Vroeger waren we echt een aardappel-land. Zestig jaar geleden aten Nederlanders 130 kilo aardappels per persoon per jaar. Nu is het minder geworden: nu eten we 80 kilo per jaar.

Bewaren

Niet te koud, te warm, te droog of te nat. Je kunt aardappels lang bewaren. Bijvoorbeeld in een kuil onder de grond. Met flink wat stro erop om de vorst tegen te houden. Dat noemen we: inkuilen.
Tegenwoordig worden de aardappels meestal eerst in een machine geborsteld, daarna gewassen en weer droog geblazen. Een speciaal poeder zorgt ervoor dat de aardappels geen spruiten krijgen .
Met spruiten bedoelen we beginnende wortels. De aardappels gaan daarna naar een speciale opslagplaats. Daarin kan de temperatuur en de vochtigheid geregeld worden.

Dat moet allemaal precies goed zijn. Het moet er koel zijn, maar de aardappels mogen niet bevriezen. Want dan smaken ze niet meer lekker. Te veel vocht? Dan gaan ze rotten.
Maar als het te droog is, krijgen ze rimpels. Dat bewaren is dus een heel precies werkje.
Thuis kun je ze ook bewaren op een droge, donkere plek. Uit de verpakking! Niet te warm. Maar ook niet in de koelkast, daar worden ze zoet van. Als je gekookte aardappelen over hebt, kun je die wel in de koelkast bewaren. En ze dan de volgende dag lekker opbakken!

 
Copyright 2015. All rights reserved.
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu